Een bühne vol bling

Paco Rabanne
Paco Rabanne

Al in 1968 kleedde hij Jane Fonda in de film Barbarella. Toch is zijn naam vooral gelinkt aan zilverkleurige Spage Age-handtassen en bestsellerparfums. Paco Rabanne liet onlangs het leven, op 88-jarige leeftijd.

Een durver, een provocateur, een revolutionair… het zijn maar enkele van de woorden die gisteren gebruikt werden om Paco Rabanne na zijn plotse heengaan te omschrijven. Rabanne, geboren als Francisco Rabaneda y Cuervo, was een Bask die op jonge leeftijd in Parijs verzeild raakte, nadat zijn vader door aanhangers van Franco doodgeschoten werd en zijn moeder in allerijl de vlucht nam met haar vier kinderen. Te voet over de Pyreneeën nog wel.

De jonge Paco kreeg de mode, of beter het gevoel voor elegantie en verfijning, binnen met de paplepel. Zijn moeder werkte in de jaren 1920 als première d’atelier voor het couturehuis van Cristobal Balenciaga en vertelde hem geen sprookjes maar wel echte verhalen over Vionnet, Poiret en andere grote couturiers uit die tijd. Zelf studeerde hij architectuur aan de Académie des Beaux Arts van Parijs maar hij ruilde de architectuur al snel in voor een job in de mode. Als juwelenontwerper voor huizen als Givenchy en Christian Dior. Toen hij in 1966 onder eigen naam een modelijn lanceerde, deed hij dat met alternatieve materialen voor wol, katoen en zijde. Hij experimenteerde met metaal en plastic en noemde zijn eerste collectie provocerend ‘twaalf ondraagbare jurken’. De topjurken uit die eerste collectie werden vergeleken met maliënkolders, terwijl Coco Chanel hem ietwat smalend ‘le métallurgiste’ noemde, de metaalbewerker.

Toch braken voor Rabanne meteen topjaren aan. Samen met Mary Quant in Londen en André Courrèges in Parijs, stond Rabannes modevisie immers symbool voor een kantelend wereldbeeld. Met in pole position de vrijgevochten vrouw, zoals die zich midden jaren zestig op straat manifesteerde: in korte jurk, in ranke truitjes, met een bob-kapsel en trendy, platte schoenen. Trendsetters als Françoise Hardy, France Gall en Jane Fonda: ze vertolken op dat moment elk op hun manier de futuristische Star Trek-mode die Rabanne predikt. Fonda treedt in zijn ontwerpen zelfs aan in de film Barbarella (uit 1968), tot vandaag een cultfilm voor velen.

Nadien zou Rabanne nog andere materialen in zijn werk introduceren. Nylondraad, aluminium, papier, rubber, kristal en staal… hij vertoeft liever in laboratoria van de ruimte-industrie dan bij stoffenfabrikanten. Zijn oeuvre blinkt niet uit in uitbundig kleurgebruik. Hij kiest liever voor zilverkleurige tinten en glimmende, glanzende effecten.

Toch dimt zijn populariteit in de jaren tachtig, door het opstaan van nieuw jong geweld, niet het minst de Japanse en Belgische modemakers die in dat decennium richting Parijs trekken en hun eerste successen oogsten. Rabanne kan echter verder werken aan zijn futuristische visie op mode, dankzij de vele, vaak lucratieve licentiecontracten – op het toppunt van zijn succes heeft hij er wel 150. In 1990 krijgt hij de Dé d’Or toebedeeld, de hoogste prijs voor een hautecouturecollectie, maar het grote publiek laat steeds vaker zijn mode links liggen terwijl zijn handtassen en vooral zijn parfums vlotjes de deur uitgaan. Zo wordt Calandre (gelanceerd in 1968) een bestseller. Interessant is wel dat de man heel wat jonge designers blijft inspireren. Zowel Jean Paul Gaultier als Nicholas Ghesquière hebben in interviews vaak te kennen gegeven modebeelden van Rabanne op hun moodboard te prikken.

Dat de designer zelf, zeker de laatste jaren, ietwat in de vergeethoek geraakt is, kan ook te maken hebben met zijn esoterisch kantje. Iets wat hij meegekregen heeft van zijn grootmoeder, die niet alleen erg katholiek was maar hem ook initieerde in de wereld van sjamanen en energieën. In de jaren 1990 brengt Rabanne naast kleren ook boeken op de markt. Ze staan bol van de gekke beweringen. In interviews zegt hij in een vorig leven een bedienaar van een eredienst te zijn. Hij maakt gewag van een big bang die hij ooit zelf beleefde, beweert dat Mir op Parijs zal vallen en voorspelt (in het boek ‘La fin des temps’) zelfs het einde van de wereld. Het gros van de modejournalisten weet niet goed hoe daarop te reageren. Rabanne wordt door sommigen krankzinnig genoemd, maar blijft voor velen toch de peetvader van de bling.

In 1999 verlaat hij de mode en geeft hij de ontwerpfakkel door aan jongere designers. De voorbije tien jaar wordt de modelijn door Julien Dosséna getekend. Toch lopen niet de kleren maar de handtassen en vooral de parfums verder in de kijker. Puig, het Spaanse bedrijf waartoe ook het modelabel Dries Van Noten sinds een paar jaar behoort, werkt sinds de jaren 1960 samen met Rabanne en blijft uitpakken met nieuwe geuren, het succes van Calandre indachtig. Dat daarbij steevast wordt teruggegrepen naar spacey settings mag niet verbazen.