Niet iedereen keert graag op zijn stappen terug. Christophe Coppens doet het wel, maar gebruikt daarbij wel een heel andere taal dan vroeger. De hoeden zijn sculpturen geworden. Met gevoel voor nuance en als aanklacht tegen de wereld.
Waar de poppenbedjes voor staan? Christophe Coppens gaat de vraag met een kwinkslag uit de weg. Zijn imposante zelfportret, een lappenpop die tegen de muur van de eerste ruimte van zijn expo is neergezet, steunt op kleine poppenbedjes, waarvan de matras is weggehaald en enkel het harde frame is overgebleven. Een knipoog naar de artiest die de kinderschoenen (en de poppenbedjes) maar niet wil ontgroeien? We hebben er het raden naar.
Christophe Coppens. Was dat niet de man die hoeden maakte voor koninginnen, Roisin Murphy op scène van outfits voorzag en tussendoor ook opera’s creëerde voor de Munt? Dat allemaal ja. Wie even niet bij de les bleef, miste misschien een expo in Boymans-Van Beuningen in Rotterdam en nog meer van zijn werk in kleinere kunstgalerieën, van Knokke tot New York. De voorbije jaren leefde en werkte Coppens in Los Angeles en in Madrid, tot hij een dik jaar terug naar zijn roots terugkeerde en daar, in een atelier in Sint-Niklaas, in stilte aan het werk ging. Eén van de verzamelaars die er op een dag zijn werk kwam bekijken, bleek eigenaar van een erg bijzonder huis in Temse. Huis De Uil, waar Karel Aubroeck ooit werkte aan zijn sculpturen voor de Ijzertoren in Diksmuide en het monument voor Koning Albert I in Nieuwpoort. Coppens werd naar het huis uitgenodigd en zag meteen hoe de indeling van de woonst zijn expo zou bepalen. ‘Ik wilde het enkel doen indien ik hier in situ werk kon maken’, zegt Coppens. ‘Dat mocht. Vier maand lang heb ik elders gewerkt, ter plekke nog eens twee maand. Ik ging in dialoog met het huis, dat al een kunstwerk op zich is, maar ook met het oeuvre van Karel Aubroeck, waarvan in de beeldenzaal nog een viertal werken staan. Wie hier rondloopt, voelt trouwens de geest van Aubroeck.’ Coppens heeft een punt. Het huis straalt een sereniteit uit, van bij het binnenkomen in wat Aubroeck zelf graag de antichambre noemde en waar vandaag ook de open haard brandt. Het is een warm lichtpunt in een expo die vooral vervreemding en ontwrichting uitstraalt.
De tools waarmee Coppens aan de slag gaat, zijn herkenbaar. Enerzijds zijn er naald en draad, de eeuwige aanwezigen in een loopbaan van bijna dertig jaar. Tal van kleinere maar ook zijn monumentalere werken zijn genaaid en nadien beschilderd. Stoffen zijn nieuw, maar vooral oud, antiek zelfs. Ze bevatten verwijzingen naar clowns, naar oud bloemetjesbehang, naar vervlogen tijden. Naden ogen als heuse littekens, erg zichtbaar en fragiel. Andere tools zijn… het uiteindelijke werk geworden. Schuurborstels en verf, dweilen die niet eens van hun vuil ontdaan zijn: ze blijven over als essentie. Wat eraan voorafging, lijkt terplekke verbrand. Foetsie. Een making of die radicaal gestopt werd.
De wereld van Coppens draait niet langer rond de ontwerper zelf, maar veeleer rond de wereld waarin hij vandaag leeft. Coppens: ‘Ik wil het al lang niet meer hebben over wat mij jaren terug overkomen is (hij legde de boeken neer in 2012, red) maar wel over de staat van de wereld vandaag. De grofheid waarmee mensen omgaan met elkaar, het gebrek aan empathie, de hardheid van de taal. Daarom ook die titel ‘Eat Shit Watch Crap’. Want mensen eten nog steeds rommel en kijken naar onzin op televisie. Dat kan allemaal heel hard overkomen en dat mag ook. Maar ik wil niet langer zwijgen. Veel mensen doen dat wel, voor de lieve rust. Ze zijn bang voor confrontatie, aan tafel, in de gym, op café. Ik niet. Ik ben hier trouwens niet om schoonheid te maken.’
Dat hij dat opnieuw vanuit België doet, mag verbazen. Coppens woont sinds kort in Wallonië. Dat was een bewuste keuze. ‘Zeven jaar lang heb ik wat in mijn thuisland gebeurde, op afstand gevolgd. Ik voelde gewoon het groeiend gebrek aan respect en aan humaniteit in Vlaanderen. De bagger die vreemdelingen en Walen dagelijks over zich heen krijgen? Misschien kan ik daar vanuit een underdogpositie in Wallonië wel een antwoord op bieden.’
Eat Shit Watch Crap, nog tot 24 november in Huis De Uil, enkel op zaterdag en zondag of op afspraak. Fonteinstraat 9, Temse.