Modejournaliste Laurence Benaïm werkte nog bij Le Monde, toen ze in 1994 het overlijden bekend maakte van Germaine Krebs, alias Madame Grès. Die was een jaar eerder al gestorven, maar haar dochter Anne vertikte het om dat aan de goegemeente te vertellen. Te jaloers op het leven van haar moeder, zeggen de enen, op vraag van haar moeder, weten anderen, omdat Madame Grès na haar vele financiële perikelen de klanten verloren was die al die jaren beweerd hadden goeie vrienden te zijn.
Germaine Krebs werd in 1903 in Parijs geboren. Ze wilde balletdanseres worden, maar dat mocht niet van haar rijke familie die haar creativiteit al van in haar jeugd in de kiem smoorde. Beeldhouwster kon evenmin, dus werd het –nog steeds tegen de zin van pa Krebs- couturière. De jonge vrouw bleek talent te hebben en na wat werkervaring bij een couturehuis, besliste ze het erop te wagen. Uit onvrede met haar familie zette ze Alix Barton op haar naamkaartje. Madame Grés werd ze pas na haar huwelijk met de Rus Serge Czerefkov – een kunstenaar die zijn schilderijen ondertekende met de naam Grès. Dat huwelijk was een kort leven beschoren, maar Grès kreeg wel een kind van Serge én een eeuwige liefde voor het kunstenaarsvak. Ze beschouwde mode als kunst en zei: “Of ik nu met steen of met stof moet werken, dat is voor mij hetzelfde.”
Haar eerste couturecollectie dateerde van 1933. Het duurde tot 1942 eer ze een echt couturehuis opende. Vrij snel kreeg ze een brede schare klanten om zich heen die gek waren op de verfijnde en vaak geplisseerde jurken – haar handelsmerk: onder hen Edith Piaf, Marlène Dietrich, Jackie Kennedy, Grace van Monaco en Paloma Picasso. Madame Grès sculpteerde en mouleerde ze als het ware rond hun lichaam, maar liet hen steevast bewegingsvrijheid – iets wat ze zelf een cruciaal aspect van haar werk vond. Soms gebruikte ze 21 meter stof in één jurk, maar dat resulteerde toch in een ranke en vooral erg lange jurk, waar weinig overdadige details aan te pas kwamen. Grès was de couturière van de cleane lijnen, van de classicistische beeldtaal. Haar “Griekse” gewaden (want zo wordt er wel eens naar gerefereerd) zijn het bekendst, maar door de lengte van haar carrière – zo’n zestig jaar- kan het niet anders dat ze ook mee-evolueerde met haar tijd. Madame Grès maakte ook prêt-à-porter, met jurken, jassen en mantelpakjes die een vrouw vandaag perfect zou kunnen aantrekken.
Meestal wordt haar stijl tijdloos genoemd. Wat niet wil zeggen dat ze niet met haar tijd mee-evolueerde of weinig indruk maakte op wie na haar kwam. Madame Grès werd gerespecteerd door haar collega’s, en bleef zelf als een veel te stille werker bezig. Een tikkeltje mysterieus, meer Garbo dan Garbo zelf, werd al eens gefluisterd. Ze bleef als couturière aan de slag tot 1988, toen haar salon over de kop ging. Ze zat financieel aan de grond, maar werkte in stilte verder, met stoffen die ze onder meer van haar goeie vriend Hubert de Givenchy kreeg. Veel vrienden waren er echter niet meer over. Compleet vereenzaamd stierf Grès in 1993, in een bejaardentehuis in de Provence. De sfinx van de mode, zo werd ze wel eens genoemd, was niet meer. Maar niemand die dat toen wist.